ZO ZIT EEN VLIEGTUIG IN ELKAAR |
Arjan de Jong |
Luchtscouts Van Weerden Poelman |
1994 |
Titel: Zo zit een vliegtuig in elkaar | |||
Schrijver: Arjan de Jong |
Datum 1e uitgifte: 3009'94 |
Versie: 1 Datum: 3009'94 |
Titel nr: 004 |
Samenvatting: Een eerste kennismaking met de binnenzijde van het vliegtuig. Nadruk ligt op de constructieve aspecten van het vliegtuigontwerp. In de eerste plaats worden de grondbeginselen van mechanische constructies behandeld. Hierna wordt aandacht besteed aan de verschillende constructievormen die in de luchtvaart gangbaar zijn. Hierbij worden ook de gebruikelijke materialen belicht. Als laatste wordt een hedendaags verkeersvliegtuig nader beschouwd en worden de ontwerp kenmerken toegelicht zodat een duidelijk beeld ontstaat van de constructieve opzet van een vliegtuig. Deze uitgave is voorzien van speltips en proefjes om de materie aanschouwelijk te maken. |
|||
Trainingsteam Luchtscouting, ILSY Plantsoen 9 2497 GA Den Haag |
Een klein probleempje bij deze eenvoudige regel is, dat een vliegtuig aan heel veel dingen wordt blootgesteld. Tijdens de vlucht lijkt de situatie eenvoudig. Het vliegtuig wordt door de motoren naar voren getrokken en door de weerstandskrachten tegengehouden. Het vliegtuig wordt door de draagkracht omhoog getild, terwijl de massa van het vliegtuig en de lading door de aarde worden aangetrokken (zie figuur 2). | Dit lijkt eenvoudig, vier krachten die met elkaar in evenwicht zijn. Klopt, dit is eenvoudig, maar niet de werkelijkheid. Een vliegtuig dat door turbulent weer vliegt, wordt op en neer gesmakt. Wanneer je in het vliegtuig zit voel je dit en je ziet de vleugels aan de vleugeltippen op en neer dansen. Er treden wisselende belastingen in de vleugel op wanneer de vleugel omhoog of omlaag wordt gebogen. Het nadeel is dat door de wisselende belastingen vermoeidheid kan ontstaan. |
Figuur 2: Eenvoudig krachtenevenwicht van een vliegtuig | |
De constructeur moet dus rekening houden met de wisselende belastingen die het vliegtuig tijdens zijn leven meemaakt. |
Speltip 1: Elasticiteit van verschillende materialen | |
nodig: | 1,5 meter staalkabel (bijvoorbeeld een remkabeltje van een fiets), 1,5 meter nylon koord van gelijke dikte, twee gelijke gewichten tussen de 5 en 20 kilogram |
Elasticiteit is de verhouding tussen belasting en rek die een voorwerp ondergaat wanneer er aan getrokken wordt. Wanneer de belasting op twee voorwerpen gelijk is, zal het materiaal dat het meeste rekt, het meest elastisch zijn. | |
1. | Maak in het nylonkoord en in de staalkabel boven en onder een lus. De afstand tussen de lussen moet gelijk zijn voor de twee proefstukken. |
2. | Hang de twee proefstukken nu op; de bovenzijde op ongeveer 2 meter boven de grond. |
3. | Hang nu aan de onderste lussen de gewichten en kijk naar het verschil in rek. |
Wat zie je en waarom? Vergelijk ook eens andere materialen. |
Speltip 2: Meet de treksterkte van verschillende materialen | |
nodig: | sisaltouw, aluminium breipen, nylontouw, ijzeren pen; alle materialen van bijna gelijke diameter (2 millimeter is het makkelijkst) en een lengte van ongeveer 1 meter, 2 harpsluitingen, zwaar touw. |
Niet ieder materiaal is even sterk. Welk materiaal is volgens jou het sterkst? | |
1. | Maak aan iedere trekstaaf een solide lus. Maak de bovenste lus vast met een harpsluiting aan een stevig oog hoog boven de grond. |
2. | Hang met een harpsluiting aan het onderste oog een dik en zwaar touw. |
3. | Beproef de trekstaaf nu door met zoveel scouts als mogelijk aan het zware touw te gaan hangen. |
Welke trekstaaf kon de meeste scouts van de grond af houden? Welke trekstaaf is het sterkst? |
Speltip 3: Bepaal de breukspanning van verschillende materialen | |
nodig: | wollen draadje, staaldraadje, nylon draadje, dunne aluminium breipen, veerunster van ongeveer 200 Newton (± 20 kilogram), schuifmaat, twee lijmklemmen, tafel, zakrekenmachine. |
De sterkte van constructies is niet alleen afhankelijk van het materiaal, maar ook van het belaste oppervlak. Met volgende formules kun je de breukspanning uitrekenen. | |
A | oppervlakte in mm2 |
d | diameter in mm |
Fbreuk | breuksterkte in Newtons |
óbreuk | breukspanning in N/mm2 |
Let op! Wanneer de veerunster in kilogrammen is geijkt, moet de breuksterkte worden vermenigvuldigd met 10 om er Newtons van te maken! De grootte van het breukvlak is: A = 3,14 * (d/2)2 De breukspanning kan worden berekend met: óbreuk = Fbreuk/A Wanneer je naar de verschillende trekstaven kijkt, welke zou dan de grootste breukspanning hebben? |
|
1. | bepaal de dikte in millimeters van het wollen draadje, het staaldraadje, het nylon touwtje en de aluminium breipen. |
2. | bereken het oppervlakte van de doorsnede. |
3. | bepaal de treksterkte door de trekkracht te meten bij breuk. |
4. | bereken de breukspanning. |
Wat is het materiaal met de hoogste breukspanning? Had je dat ook verwacht? |
In figuur 5 is een spanning-rekdiagram getekend voor een aantal verschillende materialen. In het diagram is te zien dat niet alle materialen even sterk zijn en niet allemaal ever elastisch zijn. Het is dus belangrijk dat voor een bepaalde toepassing de juiste materiaalkeuze wordt gemaakt. Iedere keuze is afhankelijk van de eisen die aan de constructie worden opgelegd. | |
2.3 Bezwijk-vormenIn de vorige paragraaf is gekeken naar de materiaaleigenschappen van een materiaal dat op trek wordt belast. |
Figuur 5: Spanning-rekdiagrammen van enkele materialen |
Het mag duidelijk zijn dat een voorwerp niet alleen op een trekbelasting kapot kan gaan. Eerder is al genoemd dat een materiaal ook door wisselende belastingen kapot kan gaan. Er wordt dan gesproken van een vermoeiingsbreuk. Hieraan wordt later meer aandacht besteedt. Bij een trekbelasting worden de atomen in het materiaal met veel geweld van elkaar af getrokken. In het atoomrooster waarin de atomen gerangschikt zijn oefenen de atomen een onderlinge aantrekkingskracht op elkaar uit. Maar wanneer er een kracht van buitenaf op de atomen werkt die sterker is dan de onderlinge aantrekkingskracht, gaat het rooster kapot (zie figuur 6). Naast een breuk die ontstaat door een trekbelasting, kan een materiaal ook kapot gaan door een drukbelasting. Bij een drukbelasting, kortweg 'druk' , worden de atomen juist heel hard op elkaar gedrukt (zie figuur 7). Ook hier kunnen materialen niet tegen. De druksterkte is meestal net zo groot als de treksterkte. Over het algemeen wordt geen onderscheid in sterkte gemaakt. |
Figuur 6: Trekkracht | Figuur 7: Drukkracht |
Speltip 4: Wat betekent eigenlijk druk- en treksterkte? | |
nodig: | een dozijn scouts |
Stel dat je een atoom in een materiaal kan vergelijken met een scout. Wanneer twee scouts mekaar dan stevig vast houden kun je spreken van een atoomverbinding. | |
1. | Neem twee scouts die elkaar stevig vast pakken. |
2. | Probeer nu zo hard aan de atomen te trekken dat de verbinding kapot gaat. |
Neem nu wederom twee scouts die een atoomverbinding nabootsen. Kijk hoe een atoomverbinding stand houdt bij een drukbelasting. | |
3. | Neem twee scouts die een atoomverbinding nadoen. |
4. | Duw zo hard tegen de atomen dat de verbinding op breuk bezwijkt (hard 'au'-geroep is ook vergelijkbaar met breuk). |
Is dat wat je hebt gezien te vergelijken met de atomen in een atoomrooster in een metaal? |
Proef 5: Demonstreer wat afschuiving is! | |
nodig: | rondhoutje van 10 cm met een diameter van 6 mm, drie houten plankjes van 20 X 10 X 2 cm, 2 bouten van 6 mm, een boor van 6 mm, lijm, pioniertouw |
Afschuiving van een bout kan worden verduidelijkt door de proefopstelling van figuur 9 na te bouwen. In plaats van een bout wordt een houten pen gebruikt. | |
1. | Boor in de drie planken twee gaten van 6 mm, op 5 cm van de voor- en achterzijde van de plank. |
2. | Leg de plankjes op elkaar als in figuur 7 en steek de houten pen door de middelste gaten. Plak de pen vast aan de boven- en onderzijde. |
3. | Steek de bouten door de buitenste gaten en knoop hier een fors stuk pioniertouw aan vast. |
4. | Trek nu aan de eindjes pioniertouw totdat de houten pen breekt. De houten pen is op afschuiving gebroken. |
Kun je aan de breukvlakken van de houten pen zien dat de pen kapot is gegaan door afschuiving? |
Een andere manier om een belasting op een balk uit te oefenen is door de balk te buigen. Dit heet buiging. Bij buiging treden trek- en drukkrachten op. In figuur 10 is te zien dat de bovenzijde van de balk korter wordt. | |
De onderkant van de balk wordt langer. Het materiaal verzet zich hier tegen. Onderin de balk treden dan trekspanningen op (de balk probeert de atomen bij elkaar te houden door ze harder naar elkaar toe te trekken). Aan de bovenkant worden de atomen onder invloed van de kracht harder tegen elkaar aangedrukt waardoor een drukkracht ontstaat. | |
Voor het verkrijgen van een grote weestand tegen buiging, | Figuur 10: Buiging van een balk |
de buigstijfheid, moet de hoeveelheid materiaal zover mogelijk uit elkaar worden geplaatst. Vaak worden dan ook I- of H-profielen toegepast voor balken die op buiging worden belast. Deze balken hebben een I- of H-vormige doorsnede. |
Er kan ook buiging optreden door een verdeelde belasting (zie figuur 11). Er wordt dan niet één kracht op de balk uitgeoefend, maar een heleboel krachtjes. Samen vormen deze krachtjes een verdeelde belasting. Ook onder invloed van de verdeelde belasting zal de balk buigen. Net als bij buiging treden er weer trek- en drukspanningen op. | |
Figuur 11: Een verdeelde belasting |
Een andere belastingvorm is bijvoorbeeld torsie (zie figuur 12). Torsie ontstaat wanneer een voorwerp wordt verdraaid. Het materiaal verzet zich hier tegen waardoor spanningen optreden. Torsie is een combinatie van trek- en drukkrachten in de balk. | |
Figuur 12: Torsie |
In de begindagen van de luchtvaart werden vliegtuigen gebouwd uit bamboe en linnen. Bamboe was in die dagen een ideaal materiaal om vliegtuigen uit te bouwen. Bamboe is een materiaal dat zonder verdere bewerking geschikt is om er een vliegtuig van te bouwen. Bamboe is hol, waardoor het voor zijn gewicht voldoende sterk is om kleine vliegtuigen van te bouwen. Daarbij kunnen de bamboe stokken makkelijk op sterkte worden uitgezocht aan de hand van de dikte. | |
Figuur 15: Voorbeeld van een verspannen constructie | |
Vliegpioniers die wegens geldgebrek ook tegelijk hun vliegtuigen moesten bouwen waren in staat om voor weinig geld en met weinig vakkennis een vliegtuig te bouwen. De bamboe stokken werden met messing beslagen (verbindingsstukken) in elkaar gezet. Het voordeel van een messing beslag was dat het niet corrodeerde en makkelijk te bewerken was. |
Niet alleen de rompen werden volgens schaalconstructies gebouwd. | |
Figuur 17: Verschillende verstijvers, a; L-verstijver, b; Z-verstijver en c; hoedverstijver |
Speltip 6: Stel een fototheek samen met afbeeldingen van vliegtuigconstructies | |
nodig: | oude luchtvaarttijdschriften, scharen, lijm en schrijfgerei. |
Zoals is gebleken zijn er een aantal constructie-methoden te onderscheiden. De constructie-methoden hebben allemaal hun eigen voor- en nadelen. Zoek plaatjes bij elkaar van vliegtuigen waaruit duidelijk de constructie-methode blijkt. Zoek van de vakwerk-, de verspannen en de schaalconstructie ieder drie plaatjes en plak deze netjes op een vel papier. Schrijf onder iedere afbeelding wat voor een type constructie het is en geef aan waarom de ontwerpers voor deze constructie hebben gekozen. |
Speltip 7: bouw een vliegtuigconstructie op schaal | |
nodig: | Fröbelmateriaal, gereedschappen etc, bouwtekeningen of foto's |
Vliegtuigen worden volgens verschillende constructie-methoden gebouwd. Bouw per bemanning het skelet of geraamte van een vliegtuig na. Iedere bemanning kiest een andere constructie-methode uit. |
Speltip 8: Een constructie-quiz | |
nodig: | Afbeeldingen van vliegtuigen waarop de constructie goed zichtbaar is. Kies bijvoorbeeld voor opengewerkte tekeningen. |
Leg de jeugdleden eerst het nodige uit over de verschillende constructie-methoden. Als proef op de som kan een quiz worden georganiseerd met plaatjes van vliegtuigen. Van iedere afbeelding moet de juiste constructie-methode benoemd worden. |
Speltip 9: Bekijk een vliegtuig van dichtbij I | |
nodig: | Bezoek een luchtvaartmuseum of bezoek eens een hangar van een luchtvaartmaatschappij of vliegschool. Probeer door de huid van het vliegtuig heen te kijken naar het inwendige van het vliegtuig. Probeer jezelf een voorstelling te maken van de binnenkant van het vliegtuig. |
Je kunt bijvoorbeeld bij aluminium schaalrompen aan de klinknagelrijen al zien waar spanten, liggers en verstijvers zijn geplaatst. Controleer je bevindingen bij een conservator (museumbeheerder) of vliegtuigtechneut. |
De vezels worden soms in rechte banen in de hars gelegd. De vezels liggen dan allemaal in dezelfde richting. Er wordt dan gesproken van een unidirectioneel materiaal. Het materiaal heeft alleen sterkte in de vezelrichting van het composietmateriaal. | |
Figuur 20: Toenemend gebruik van composietmaterialen. De Beechcraft Starship heeft een composieten romp en vleugel. | |
Het kan ook zo zijn dat de vezels zijn geweven. Er wordt dan gesproken over een omnidirectioneel materiaal. De vezelversterkte kunststof heeft dan in meerdere richtingen vergelijkbare sterkte-eigenschappen. De bekendste vezelsoort is waarschijnlijk de glasvezel (erg goedkoop). Een andere veel voorkomende vezel is aramide (of kevlar genaamd). Er bestaan ook vezels uit koolstof (zeer sterk). |
Speltip 10: Stel je eigen verzameling luchtvaartmaterialen samen | |
Hoewel het helemaal niet eenvoudig lijkt is het toch goed mogelijk. Probeer met wat regelwerk je eigen verzameling van vliegtuigmaterialen samen te stellen. Je kunt misschien ruilen met andere luchtvaartenthousiasten, een ruilbeurs of luchtvaartbeurs bezoeken (hier tref je regelmatig koopjes), een museum aanschrijven of een luchtvaartmaatschappij aanschrijven met een verzoekje. |
Speltip 11: Bekijk een vliegtuig van dichtbij II | |
Bezoek een plek waar je van dichtbij naar vliegtuigen kunt kijken. Kijk aandachtig naar de vliegtuigen en probeer te achterhalen uit welke materialen het vliegtuig is gebouwd. Bedenk waarom de vliegtuigen juist met deze materialen is gebouwd. Controleer je antwoorden door over je bevindingen te spreken met een luchtvaarttechneut of kenner. |
Speltip 12: Materiaaleigenschappen-quiz | |
In hoofdstuk 2 zijn een achttal materiaaleigenschappen genoemd. Leg de materiaaleigenschappen uit. In hoofdstuk 3 worden materialen die in de luchtvaart worden gebruikt nader beschouwd. Vertel hier iets over. Vraag vervolgens of de scouts per bemanning kenmerkende materialen kunnen bedenken bij de materiaaleigenschappen. Bijvoorbeeld: bros - krijtje (- kalk). |
Proef 13: Bepaal de veiligheidsbenadering van vliegtuigdelen | ||
nodig: | opengewerkte plaatjes van vliegtuigen. | |
Bij vliegtuigen worden twee veiligheidsbenaderingen toegepast; het fail-safe principe (het vliegtuigonderdeel is faal-bestendig) of de safe-life benadering (garantie op een veilige levensduur van het onderdeel). Ga na aan de hand van de opengewerkte plaatjes wat in de vliegtuigen safe-life en wat fail-safe onderdelen zijn. Kun je ook uitleggen waarom je voor de ene of de andere benadering kiest? |
Speltip 14: Bekijk een vliegtuig van dichtbij III | |
Loop eens om een vliegtuig heen dat op een platform, dispersal of in een museum staat. Probeer in te schatten wat sterke delen van het vliegtuig zijn en wat minder belaste delen van het vliegtuig zijn. |
Speltip 15: Bekijk een vliegtuig van dichtbij IV | |
Wanneer je rond een vliegtuig loopt kun je aan de uiterlijke kenmerken inschatten hoe het vliegtuig er aan de binnenkant uit ziet. Bekijk eens een echt vliegtuig en probeer na te gaan hoe het vliegtuig er aan de binnenkant uit zal zien. Maak eventueel een tekening van je bevindingen. Controleer bij de eigenaar van het vliegtuig (of een museumconservator of een vliegtuigtechneut) of je ideeën juist waren. |
Speltip 16: Bouw een vliegtuigconstructie na. | |
Duik de tekening van een vliegtuig op waar je de constructie goed op kan zien. Maak eventueel een werktekening van de constructie. Bouw met de speltak of als astronautenproject de constructie-elementen als de spanten, de langsverstijvers, de liggers en de ribben na. Je kunt eventueel de helft tot driekwart van de huid aanbrengen om een goed beeld te krijgen van de totale constructie. |
Trefwoorden |
|
---|---|
afschuiving | Belasting op een materiaal waarbij de atomen worden gedwongen om langs elkaar te verschuiven. |
beslag | Verbindingsonderdeel; wordt toegepast waar een opeenhoping van krachten plaats vindt. Afhankelijk van de belastingen gemaakt uit plaatmateriaal of integraal gevormd. |
buiging | Vervormingsmethode van een materiaal. |
buigstijfheid | Weerstand van een materiaal tegen buiging. |
composietmaterialen | Sterke vezels, verpakt in een lijmachtige stof (de matrix). |
cycle | Een volledige vlucht; inclusief het warmdraaien, de start, de klim, de kruisvlucht, de daling, de landing en het taxiën. |
dragende huid | Zie monocoque constructie. |
druk | Belasting waarbij de atomen en moleculen in het materiaal met geweld tegen elkaar aan worden gedrukt. |
drukcabine | Cabine van een vliegtuig waar de druk kunstmatig hoog gehouden wordt, zodat de inzittenden niet blootgesteld hoeven te worden aan de luchtdruk buiten. Noodzakelijk bij vlieghoogten boven de 3000 m. |
drukschot | Gesloten spant die een drukcabine afsluit van de buitenwereld. |
elasticiteit | De mate waarin een materiaal vervormt, rekt, onder een gegeven belasting. Staal is niet elastisch, elastiek is zeer elastisch (veel rek bij een kleine belasting). |
fail-safe | Faal- of bezwijkbestendig. Ontwerp-benadering waarbij een constructieonderdeel zodanig wordt ontworpen dat in geval van falen de taken door andere elementen kunnen worden overgenomen. |
geëxtrudeerd profiel | Profiel gemaakt door extrusie. Extrusie is het door een kleine opening persen van een warm metaal, waarbij een lange staaf ontstaat met een willekeurige doorsnede. |
geodetische constructie | Constructievorm waarbij de constructie-elementen lopen langs de buitenzijde van de constructie en de elementen een web van vierkanten vormen. |
gording | De boven- en onderzijde van een I- en H-vormige balk. |
kruip | Blijvende rek die onstaat door een langdurige belasting bij hoge temperatuur. |
lijfplaat | Versteviging ingesloten tussen de gordingen van een I- of H-vormige balk. Zie gordingen. |
langsverstijver | Lichte balk, in de lengterichting van de romp lopend, die de romphuid tussen de spanten in stijfheid geeft. |
mean time between overhaul | Tijdsinterval tussen twee onderhoudsbeurten. |
moment | Tweetal krachten van gelijke grootte maar met tegengestelde richting die een draaiende kracht uitoefenen. |
monocoque constructie | Constructievorm waarbij de krachten door de huid worden gedragen. Hierdoor is een inwendig geraamte onnodig. |
ondersteuningskracht | Een kracht die een voorwerp steunt. Een kracht die ontstaat in een punt waar een voorwerp wordt vastgehouden; zodanig dat het voorwerp niet beweegt maar is gefixeerd. ofwel: Een reactiekracht die voorkomt dat een voorwerp onder de gegeven belastingen verplaatst of beweegt. |
rek | Verlenging of verkorting van een voorwerp onder invloed van een belasting. De rek wordt uitgedrukt in een percentage van de oorspronkelijke lengte. Voorbeeld: lengte van een staaf in onbelaste toestand is 50 cm. Belast is de lengte 50,2 cm. Het verschil is dan 0,2 cm. De rek is dan 0,2/50 = 0,004 = 0,4 %. |
safe-life | Levensduur van een vliegtuigonderdeel waarbinnen een goed functioneren van het onderdeel kan worden gegarandeerd. |
sandwichconstructie | Constructie waarbij twee huidplaten op een lichtgewicht kern zijn gelijmd. Levert bijzonder stijve platen. |
schaalconstructie | Zie monocoque constructie. |
schuif | Zie afschuiving. |
semi-monocoque | Dragende huidconstructie waarbij de huidplaten zijn verstevigd met spanten, ribben en langsverstijvers tegen plooiing en knikbelastingen. |
sterkte | De mogelijkheid van een materiaal om een kracht te weerstaan. |
superelastisch | Eigenschap van een materiaal dat extreme vervormingen toestaat voor te scheuren of te breken. |
spanlak | Lak voor het luchtdicht afwerken van linnen bespanningen. Spanlak trekt de bekleding ook strak, doordat het krimpt tijdens het droogproces. |
spanning | Belasting (in Newtons) per oppervlakte (in vierkante meters). B.v. trekspanning ontstaat onder een trekbelasting. |
spant | Verstijvend element in de romp, loodrecht op de vliegrichting. |
specifieke sterkte | Verhouding tussen de sterkte en het soortelijk gewicht van een materiaal. Naarmate de specifieke sterkte groter is, is het materiaal sterker voor het gewicht van het materiaal. Voor luchtvaarttoepassingen gebruikt men materialen met een hoge specifieks sterkte. |
spruce | Sparrenhout; veel gebruikte term in de luchtvaart, ookwel vurehout. |
torsie | Belasting waarbij een constructie-element met een draaiende beweging wordt belast. |
trek | Belasting waarbij de atomen in een constructie-element met geweld van elkaar af worden getrokken. |
trekproef | Proef waarbij een staaf uit elkaar wordt getrokken. Tijdens de proef wordt een rek-trekdiagram opgesteld. |
vakwerkconstructie | Constructie bestaande uit metalen buizen waarbij alle delen zowel op druk als op trek kunnen worden belast. |
verdeelde belasting | Een belasting die niet in een punt maar over een grotere lengte of over een oppervlakte wordt aangebracht. |
vermoeiing | Bezwijkvorm als gevolg van wisselende belastingen. |
vervorming | Verandering van de vorm van een constructie-element onder invloed van een belasting. |
verspanen | Mechanische bewerking van materialen waarbij spaanders vrij komen (b.v. boren en zagen). |
zwaartekracht | Kracht die ontstaat doordat de aarde voorwerpen in haar nabijheid aantrekt. |