Het bouwen van
en het vliegen met
lijnbestuurde modelvliegtuigen

door D.A. van Os



Rijswijk, maart 1991

Inleiding


Nadat aan het einde van de jaren-30 de modelmotor uitgevonden was werd deze eerst uitsluitend in vrij vliegende modellen toegepast. Na verloop van tijd werd de behoefte steeds groter deze modellen ook te kunnen besturen. Nog voor begin van de Tweede Wereldoorlog werd in de Verenigde Staten het principe ontwikkeld om met één of meerdere lijnen een vliegtuigmodel te kunnen besturen. Dit was op dat moment een hele stap vooruit op het gebied van het modelvliegen. Ook na de introductie van het radiografisch bestuurd modelvliegen (RC), aan het einde van de jaren-50, bleef het lijnbestuurd modelvliegen (LB) zijn populariteit behouden. De belangrijkste reden hiervoor is dat het LB-vliegen in verhouding tot RC-vliegen eenvoudig en goedkoop is. Dit maakt LB-vliegen bijzonder geschikt voor beginnende modelvliegers. Een ander bijkomend voordeel van LB-vliegen is dat je er veel minder ruimte voor nodig hebt dan voor RC-vliegen.
Vanaf het hoogtepunt van het LB-vliegen in Nederland, de jaren-60, wordt deze tak van de luchtsporten door luchtscouts beoefend.

De bedoeling van dit artikel is luchtscoutgroepen die het LB-vliegen beoefenen of van plan zijn dit te gaan doen, te voorzien van een beknopte handleiding. Deze handleiding beperkt zich tot dat wat van belang is om met een eskader of een astronautenafdeling succesvol LB te vliegen.


Waarom modelvliegen


In de inleiding heb ik al aangehaald dat luchtscouts vanaf de begin jaren het LB-vliegen beoefenen. Andere takken van de modelvliegsport werden zelfs al eerder door luchtscouts beoefend. Ik denk hierbij met name aan het vrijevlucht zweven. De reden waarom luchtscouts de modelvliegsport beoefenen moet volgens mij worden gezocht in de drang om te vliegen. Het zelf vliegen stuit voor onze leeftijdsgroep al snel op praktische en financiële bezwaren. Het vliegen met modelvliegtuigen ligt dan als alternatief voor de hand. Deze vorm van vliegen ligt, mits we ons beperken tot het LB-vliegen en het VV-zweven, geheel binnen het bereik van luchtscouts.

Het is goed mogelijk modelbouwen en modelvliegen in het eskader programma in te bouwen. Hierdoor kan de luchtscout er met een zekere regelmaat zelf actief mee bezig zijn en zich daar in bekwamen. Het bouwen van en het vliegen met modelvliegtuigen lenen zich beide voor een groepsgewijze benadering, terwijl de individuele ontwikkeling ook alle ruimte behoudt.
Door het vliegen met modelvliegtuigen wordt het onderwerp luchtvaart tastbaar gemaakt voor de luchtscout. Het vormt een goede aanvulling op het verdere programma-aanbod voor luchtscouts. Hierin wordt maar al te vaak het probleem ervaren dat het erg moeilijk is om actief bezig te zijn met de veelal technische luchtvaart onderwerpen.
Naar mijn mening hoort een vorm van het modelvliegen zeker in het luchtscoutspel thuis.

Doelstelling


Voordat we ons richten op de praktijk van het bouwen en vliegen is het nuttig eerst even stil te staan bij wat we met onze doelgroep willen bereiken.
Een luchtscout (11 - 14 jaar), in scouting verband (als eskaderactiviteit), de beginselen van de modelvliegsport bijbrengen. Waarbij een luchtscout wordt geleerd zelfstandig een model te bouwen en daarmee te vliegen.
Een luchtscout de relatie tussen de theorie van het "echte" vliegen en de praktijk van het modelvliegen te laten ontdekken.

Theorie
In dit verband wil ik me beperken tot de theorie met betrekking tot het LB-vliegen daar waar deze afwijkt van, of een aanvulling is op, de theorie over het vliegen van "echte" vliegtuigen.

Bestuurbaarheid
Het belangrijkste verschil tussen een vrij vliegend en een LB-vliegtuig is dat het LB-vliegtuig met lijnen aan de aarde vastzit.

Hierdoor kan het LB-vliegtuig zich uitsluitend bewegen over het oppervlak van een halve bol met de bestuurder als middelpunt. Het vliegtuig wil deze halve bol wel verlaten, maar kan dit niet als gevolg van de kracht die de bestuurder op het vliegtuig uitoefent via de lijnen. Deze kracht noemen we de lijntrek. De belangrijkste functie van de lijntrek komen we tegen als we naar de bestuurbaarheid van het model kijken. Voor het bedienen van het hoogteroer is een zeker lijntrek vereist. Met slap hangende lijnen kunnen er geen stuurbewegingen worden overgebracht.
De lijntrek is net zo groot als de middelpuntvliedendekracht op het vliegtuig. De grootte van deze kracht kan als volgt worden berekend:

Flijn = Fmpv = (m × v2) / (2 × rlijn)

In deze formule is m het gewicht van het vliegtuig in kilogrammen en V de snelheid in meters per seconde en rlijn de lijnlengte in meters. De kracht Fmpv die de vlieger op het vliegtuig uitoefent in Newton (1 Newton komt in Nederland overeen met 9,81 kg).
Met deze formule kan je uitrekenen welke kracht er op de lijnen staat. Het is ook mogelijk uit te rekenen welke kracht er op een bepaald onderdeel van het vliegtuig werkt. Als je voor m het gewicht van een onderdeel invult (b.v. de motor) volgt uit de formule de kracht in dwarsrichting op dit deel. Je zal zien dat deze krachten groter zijn dan je op het eerste gezicht zou zeggen.
Een bijkomend voordeel van de middelpuntvliedendekracht is dat deze een bijdrage levert aan de liftkracht. Denk hierbij aan een steen die aan een touw in het rond wordt geslingerd. Als je maar snel genoeg ronddraait, kan de steen in een vlakke horizontale baan worden gebracht. Bij ons modelvliegtuig gebeurt er het zelfde. De motor zorgt ervoor dat het vliegtuig voorwaardse snelheid krijgt. Uit de formule blijkt zelfs dat de snelheid een grote (kwadratische) invloed heeft op de lijntrek. De middelpuntvliedendekracht of de lijntrek werkt in de richting van de lijn. Als de lijnen net niet horizontaal lopen, kan de kracht worden verdeeld in een horizontaal en een verticaal gericht deel (Fhor en Fvert) Het verticale deel van de lijntrek draagt bij aan de liftkracht. Als we hoog vliegen dan werkt deze kracht de liftkracht tegen.

De grootte van de benodigde lijntrek hangt af van de lijnlengte en het gewicht van de lijnen. Bij lange en zware lijnen is een grotere lijntrek nodig dan bij korte en lichte lijnen.
Behalve door de snelheid en het vliegtuiggewicht kan de lijntrek ook worden beïnvloed door de stand van het vliegtuig ten opzichte van de baan die deze beschrijft. Als we kans zien de neus van het vliegtuig iets naar de buitenkant van de cirkel te laten wijzen, dan zal een deel van de trekkracht van de motor bijdragen aan de lijntrek. Dit zal gebeuren wanneer we de plaats waar de lijnen het vliegtuig verlaten (de lead-outs) zo kiezen dat deze achter het zwaartepunt van het vliegtuig ligt.

Stabiliteit


Om netjes horizontaal te vliegen is er een evenwicht nodig tussen het verticaal gerichte deel van de middelpuntvliedendekracht en de liftkracht enerzijds en de zwaartekracht op het vliegtuig anderzijds. De grootte van de liftkracht is direct afhankelijk van de invalshoek van de vleugel. Bij een goed vliegtuig ligt het zwaartepunt voor het aangrijpingspunt van de liftkracht. Dit punt bevindt zich bij de meeste vleugels op een afstand van 1/4 tot 1/5 koorde vanaf de vleugelvoorrand.
Stel dat een verstoring de invalshoek en daarmee ook de liftkracht laat toenemen, dan zal ook de invalshoek van het stabilo toenemen. Het stabilo gaat hierdoor lift leveren. Deze kracht omhoog brengt het vliegtuig weer terug in de evenwichtsstand.
Als het zwaartepunt achter het aangrijpingspunt van de liftkracht ligt, dan komt het vliegtuig niet vanzelf terug in de evenwichtsstand maar zal de vlieger dit steeds moeten doen.
Een en ander zal zeker resulteren in een slingerend vliegpad. De vlieger reageert namelijk altijd net iets te laat op een verstoring. We noemen het vliegtuig dan dynamisch onstabiel.

Manoeuvres


De wendbaarheid van een dynamisch stabiel vliegtuig wordt voor een belangrijk deel bepaald door de plaats van het zwaartepunt Ligt het zwaartepunt ver voor het aangrijpingspunt van de liftkracht dan is er een grote kracht (grote hoogteroer uitslag) nodig om een invalshoekverandering te verkrijgen. Het vliegtuig heeft hierdoor een sterke neiging om rechtuit te vliegen en de wendbaarheid van het vliegtuig is gering (gunstig voor een trainer). Andersom, als we het zwaartepunt naar achteren verschuiven wordt het vliegtuig beter wendbaar en moeilijker rechtuit te vliegen (stunt- en combatvliegtuig). De invalshoek wordt door de vlieger beïnvloed door middel van het hoogteroer. Of anders gezegd, met het hoogteroer kan de vlieger de stand van de vleugel ten opzichte van de langs stromende lucht veranderen. Het gevolg is dat de grootte liftkracht wijzigt. Stel we vliegen een buitenwaartse looping. De vlieger beweegt het hoogteroer naar omlaag. Hierdoor wordt de invalshoek van de vleugel zoveel verkleind dat deze zelfs negatief wordt. De vleugel gaat hierdoor een liftkracht opwekken die naar de onderzijde van het vliegtuig is gericht.
Door de verandering van de grootte liftkracht wordt het evenwicht ten opzichte van het zwaartepunt verstoord. De middelpuntvliedende kracht grijpt aan in het zwaartepunt. Om dat het zwaartepunt iets achter het aangrijpingspunt van de liftkracht ligt wil het vliegtuig voorover draaien om het zwaartepunt. Het voorover draaien gaat door tot de vlieger de zaak weer in evenwicht brengt met het hoogteroer. Het uiteindelijke resultaat is dat het vliegtuig een cirkelvormige baan gaat beschrijven. Bij deze beweging ontstaat ook weer een middelpuntvliedendekracht. Deze is in evenwicht met de liftkracht. Hieruit volgt, als we de formule voor middelpuntvliedendekracht weer gebruiken, dat de straal van de looping afhankelijk is van het gewicht van het vliegtuig, van de snelheid en de liftkracht die met het model opgewekt kan worden.

Flift = Fmpv(loop) = (m × v2) / (2 × rloop)
rloop = (m × v2) / (2 * Flift)

Interessant in dit verband is ook de versnelling waaraan het vliegtuig tijdens een manoeuvre onderworpen is. Normaal staan wij alleen bloot aan de zwaartekrachtsversnelling. Deze is in Nederland 9.81 m/s of wel 1 g. De versnelling op het vliegtuig volgt ook uit de formule voor de middelpuntvliedendekracht. Verder hebben we ook de wet van Newton nodig. Deze luidt:

F = m × a

Hierin is a de versnelling in m/s . Wanneer we F uit de vorige formule vervangen voor m * a dan kunnen we de versnelling op het vliegtuig uitrekenen.

a = v2 /(2 × rloop)

Probeer nu voor een vliegtuig waarmee je zelf vliegt deze krachten en versnellingen uit te rekenen. Je zal zien dat die, zelfs voor de kleine vliegtuigjes die wij gebruiken niet gering zijn. Zeker als je daarbij in ogenschouw neemt dat deze vliegtuigjes helemaal in elkaar gelijmd zijn en slechts uit balsahout, piepschuim, folie, dun triplex en hardhout bestaan.

Het vliegtuig
Bij de keuze van een trainingsmodel voor luchtscouts en astronauten moet een aantal zaken zorgvuldig worden afgewogen. Om te beginnen moeten we vaststellen wat een reële bouwtijd is. Hoe lang je kinderen geïnteresseerd kunt houden hangt sterk af van de geboekte vorderingen. De ervaring heeft geleerd dat het bouwen na meer dan 6 bijeenkomsten als een vervelende verplichting wordt ervaren. Als we dit in acht nemen, dan blijven er twee mogelijkheden over. Een heel eenvoudig model of een gedeeltelijk voorbewerkt model.

Bekijken we eerst de eenvoudige modellen dan zien we dat deze bestaan uit romp en een vleugel gemaakt uit een massieve plank balsahout (plankvleugel en plankromp).

Voorbewerkte vliegtuigen bieden de mogelijkheid een aërodynamisch betere vleugel toe te passen. Hiertoe kan bijvoorbeeld een vleugel worden gekozen die uit piepschuim gesneden is, of er kunnen gestanste ribben worden toegepast. Andere mogelijkheden van voorbewerking zijn een kant-en-klare tank of tuimelaar, een in hoofdlijnen samengestelde plankromp.

Bij de uiteindelijke modelkeuze moet zeker rekening worden gehouden met de gewenste vliegeigenschappen en de kwetsbaarheid. Eenvoudige figuren zoals de looping en de "luie"-acht zijn met een plankvleugel moeilijk uitvoerbaar. Als het niet de bedoeling is bij het rondjes vliegen te blijven steken, dan is een trainer met meer mogelijkheden aan te bevelen. Anders zal al snel een nieuw en meer wendbaar vliegtuig nodig zijn. Vaak komt dit er dan niet van of op zijn minst heel moeizaam. Een trainer die niet tegen een stootje kan vergroot het risico dat iemand na een klein foutje zijn vliegtuig verspeelt en daarmee zijn enthousiasme verliest.
Voor de wat meer gevorderden (na het eerste model) is het bouwen vanaf een tekening aan te bevelen. Pas in een veel later stadium kan men pas denken aan vliegtuigen naar eigen ontwerp. Een aardige tussenvorm is het aanbrengen van verbeteringen en/of veranderingen in bestaande ontwerpen. Je kan hierbij denken aan wijzigingen die de sterkte verbeteren, die het vliegtuig eenvoudiger te bouwen maken of die het meer wendbaar maken.

Tekeningen en bouwbeschrijvingen zijn te verkrijgen via de commissie luchtverkenners.

Het bouwen


De begeleiding
Voor een succesvol bouwprogramma is een aantal zaken vereist. Het belangrijkste is voldoende goede begeleiding. Bij voldoende moet je ongeveer denken aan één instructeur per vijf luchtscouts. Als ik spreek over goede begeleiding, dan denk ik aan de volgende aspecten:
- voldoende technische kennis en ervaring op het gebied van de modelbouw,
- instructieve vaardigheden,
- een op de groep afgestemde manier van begeleiden.

Dit laatste punt zal ik nog iets verder toelichten. Je kan je als een soort "vliegende keep" opstellen die hier en daar "brandjes blust". Andere, meer efficiënte vormen van begeleiden zijn:

- groepjes met een vaste instructeur waarbij iedereen ongeveer in de zelfde bouwfase bezig is,
- groepjes met één instructeur waarbij de individuele vorderingen kunnen verschillen,
- begeleiding per verschillende werksoort (onderdelen maken, samenbouwen, schilderen en/of bespannen),
- project waarbij iedereen tegelijk dezelfde werkzaamheden doet en waarbij de instructeur eerst alles voor doet,
- individuele begeleiding voor een beperkt aantal leden.

De meest geschikte vorm van begeleiden kan van groep tot groep verschillen en hangt ondermeer af van het aantal deelnemers, het aantal instructeurs, de manier van programmeren, de beschikbare ruimte, het beschikbare gereedschap enz..

Materialen
De materialen die we voor een eenvoudige trainer nodig hebben kunnen van ontwerp tot ontwerp verschillen. De meest gebruikte materialen zijn:
- balsa planken in al de voorkomende dikten
- triplex en hardhout in al de voorkomende dikten
- blik en aluminium plaat in al de voorkomende dikten
- mesjes en figuurzaagjes
- spanlak en verf
- lijm (twee componenten, balsa-lijm (UHU-hart), witte houtlijm)
- staaldraad in al de voorkomende dikten
- bespanningsmateriaal (solar-film, ORA-cover, polytex)
- bevestigingsmaterialen (boutjes en moertjes)
- roerhoorntjes, scharniertjes, wielen e.d.
- soldeer en soldeervet
- schuurpapier
- schoonmaakmiddel voor kwasten (terpentine, thinner, groene zeep)

De benodigde aantallen worden bepaald door de grootte van de groep. Voor de verschillende dikten en afmetingen moet je op de tekening of de bouwbeschrijving kijken. Enkele andere zaken die je niet moet vergeten zijn de bouwtekeningen en indien van toepassing de voorbewerkte onderdelen (tankjes, vleugels, rompen, tuimelaars e.d.). Niets is zo demotiverend als de luchtscouts niet verder kunnen bouwen als gevolg van materiaal tekorten.


Gereedschappen
Zeker zo belangrijk als de materialen zijn de juiste gereedschappen, in voldoende aantallen. De gereedschappen die zeker beschikbaar moeten zijn:

Stanley- of hobbymes stalen liniaal
figuurzaag zaagplankje met klem
davidschaafje schuurblok
schuifmaat geodriehoek
set sleutelvijlen lijmklemmetjes
kopspelden blikschaar
kopkniptang combinatietang
punttang kleine handboor
kleine schroevendraaier kleine dop/steeksleutelset
soldeerapparaat (150 Watt) kleine ijzerzaag
set boortjes (1, 1.5, 2 en 3 mm) grote vijl
kwasten solarbout of strijkijzer (indien van toepassing)
onderlegger voor het snijden centerpons
lichte hamer

Koop een goede kwaliteit gereedschap. Dit is in eerste aanschaf wel duurder, maar in de loop van de tijd verdien je dit zeker terug. Gereedschap van een mindere kwaliteit sneuvelt onherroepelijk in de handen van luchtscouts. Vervang defect gereedschap direct. Een bot mes, een slingerende boor, een tang met speling zijn gevaarlijker dan je denkt omdat ze uitnodigen tot fout gebruik.

Het beheer
Zorg er voor dat het modelbouwgereedschap gescheiden van andere gereedschappen wordt bewaard. Voorkom het gebruik van deze gereedschappen voor andere doeleinden. Modelbouwgereedschap is niet berekend op zwaar werk. Dit geldt ook andersom, zware hamers, boren, tangen e.d. zijn niet geschikt voor modelbouwdoeleinden.

Goede opbergvoorzieningen voor half afgebouwde modellen, gereedschappen en materialen voorkomen een hoop ergernis en teleurstelling.

Tot slot, wijs één leider als verantwoordelijke aan voor het beheer en de aanschaf van de modelbouwspullen. Iedere instructeur heeft de verantwoordelijkheid om dreigende materiaal tekorten te signaleren.

Het bouwen

Hoe je een model het beste kunt bouwen hangt ondermeer af van het ontwerp en de gebruikte materialen. Ik zal daarom alleen stilstaan bij een aantal algemene zaken.
- Het overbrengen van de vormen van de tekening naar het hout. Hiervoor zijn twee methoden gangbaar. Ten eerste de tekening overtrekken met carbon papier tussen de tekening en het hout. Dit heeft als nadeel dat de tekening hiervan erg te lijden heeft. Een beter manier is het maken van mallen. Deze kun je, op de meest voordelige manier, op het hout leggen en dan de contour overnemen. Voor het schrijven op balsahout kan je het beste een dunne stift (fineliner) gebruiken. Een ballpoint en een potlood maken snel diepe groeven. Om de mallen meer dan één keer te kunnen gebruiken en om het omtrekken te vergemakkelijken, kan je deze het beste van karton of zelfs aluminium maken. Bij eenvoudige rechthoekige onderdelen, kan je de maten vanaf de tekening opnemen en op het hout uitzetten.
- Het snijden van balsahout met een Stanley- of hobby-mes lijkt gemakkelijk omdat balsahout zo lekker zacht is. Balsahout is evenwijdig aan, of met een kleine hoek op de nerf goed te snijden. Bij grotere hoeken ten opzichte van de nerf en bij gebogen vormen kan je beter een figuurzaag gebruiken. Het risico dat je anders loopt, is dat je een heel brokkelige snede krijgt. Gebruik bij het snijden alleen stalen linialen, Linialen van andere materialen (ook aluminium) zijn te zacht. Je snijdt hieruit snel een hap. Let er op dat er bij het snijden niet overdreven veel kracht wordt gezet. Een paar keer meer snijden heeft het zelfde effect, maar is minder gevaarlijk en nauwkeuriger. Besteedt ook aandacht aan de houding bij het snijden. Vaak gaat dit staande het beste. Bij het snijden van wat dikkere planken moet er voor worden opgepast dat het mes niet scheef wordt gehouden.
- Figuurzagen is voor de meeste luchtscouts één van de moeilijkste bewerkingen bij het maken van een model. Ook hier geldt dat een goede, ontspannen houding van groot belang is. Het beste resultaat wordt verkregen als je lange rustige slagen maakt. Besteedt hier zeker aandacht aan en doe het voor. Als je dit niet doet, dan zal je merken dat de zaagjes niet meer aan te slepen zijn. Een andere belangrijke factor is het zaagplankje. De ervaring heeft inmiddels geleerd dat het figuurzagen op het randje van de tafel tot veel meer zaagbreuk leidt. Bijna alles is te figuurzagen, balsahout, triplex, vurenhout, beukenhout, plastic, piepschuim, aluminium en messing. Let erop dat de zaagjes goed gemonteerd worden, zodat de slag naar beneden de werkslag is.
- Boren is bijna net zo moeilijk als figuurzagen. Zeker in metaal met een boortje van 1 à 2 millimeter. Voor het boren kan het beste een kleine handboor worden gebruikt. Leg voor de duidelijkheid ook uit dat het boortje niet door hard op de boor te duwen door het materiaal gaat, maar dat het boortje het materiaal weg snijd (krullen). Dit bespaart zeker kromme en gebroken boortjes. Een centerpons op de plaats waar het gat moet komen voorkomt dat de boor wegloopt. Leer iedereen ook aan een boortje na gebruik uit de boor te halen en apart op te bergen (boortjesblok). Ook dit bespaart vele gebroken boortjes.
- Schaven is een van de gevaarlijkste bewerkingen bij het bouwen van een model. Hier is een goede begeleiding en instructie zeker gewenst. Om te beginnen moet de David-schaaf voorzien zijn van een scherp mesje. Stel het mes zo af dat er een krul ontstaat die niet te dik is. Is dit wel het geval, dan kost het schaven veel kracht en is de kans op happen erg groot. Als het mesje over het hout schuift zonder noemenswaardige krulvorming, dan is deze bot en moet worden vervangen. Tot slot moet je erop letten dat de diepte van de snede aan beide kanten van de schaaf gelijk is. Controleer al deze zaken voor je aan het werkstuk begint even op een stukje afvalhout. Leg het werkstuk bij het schaven plat op tafel en zorg er voor dat de tafel vrij is van oneffenheden. Bij het vast houden van het werkstuk moet je erop letten dat je dit zo doet dat, wanneer de schaaf opeens door schiet, je nooit in je vingers kan snijden. Een andere veel voorkomende fout is dat er alleen in het midden wordt geschaafd zodat het werkstuk hol wordt. Draai het werkstuk geregeld om zodat ook de beide uiteinden aan bod komen. Probeer niet alles met de schaaf te doen omdat dit zo lekker snel gaat. Om niet te ver te gaan is het aan te raden het laatste beetje te schuren.
- Schuren lijkt zo gemakkelijk. Luchtscouts kunnen hiermee dan ook eindeloos bezig zijn. Zorg er om te beginnen voor dat schuurpapier dat op is ook wordt weggegooid. Verder is het gebruik van een schuurblok of -klosje onontbeerlijk. Let erop dat het schuurpapier niet met spelden, maar met punaises op het blok bevestigd wordt. Een andere mogelijkheid is het schuurpapier met dubbelzijdig plakband op een houten klosje plakken. Koop schuurpapier dat niet te fijn, maar ook niet te grof is. Gebruik voor het schuren van balsa korrel 60 - 80, voor hardhout en triplex korrel 80 en voor verf en spanlak korrel 120. Tijdens het schuren kan het werkstuk het beste in de hand worden gehouden. Dit geeft het beste gevoel van wat men aan het doen is. Pas extra op bij overgangen van zacht naar hard materiaal. Je hebt zo teveel van het zachte deel weggeschuurd.
- Lijmen wordt, als je niet op past, een heerlijke kliederboel. Wijs erop dat extra veel lijm gebruiken de constructie niet extra sterk, maar wel extra zwaar maakt. Verder is bij lijmen een goede passing vereist. Geen enkele lijm heeft het vermogen een grote kier op te vullen. Voor de meeste hout-hout verbindingen kan het beste witte houtlijm worden gebruikt. Is het van belang dat de lijm snel droogt (b.v. bij het plaatsen van ribben) dan kan UHU-hartlijm worden gebruikt. Voor verbindingen tussen twee verschillende materialen en bij hoog belaste verbindingen is twee componentenlijm op zijn plaats. Voor het lijmen van piepschuim kan Bison-constructielijm worden gebruikt. Deze lijm bruist de open ruimtes van het piepschuim en eventuele kieren vol. Zorg bij elke te lijmen verbinding dat de verschillende delen gedurende de droogtijd goed op elkaar worden geklemd. Gebruik hiervoor spelden, lijmklemmen, plakband, elastiek of een gewicht. Let er verder op dat de delen niet gaan verschuiven als je ze inklemt. Leg alles wat bij het lijmen nodig is van te voren klaar. Gebruik niet teveel lijm want lijm is harder dan balsahout en daardoor moeilijk weg te schuren. Denk voordat je gaat lijmen altijd eerst goed na over de meest handige montage volgorde. Soms kan de constructie ook uit verschillende kleinere samenstellingen worden opgebouwd. Voor het insmeren met lijm, de delen altijd eerst op elkaar passen. Een handige gewoonte bij het lijmen is, dat je na het gebruik, het dopje weer op de flacon doet.
- Enkele verbindingen in een modelvliegtuig worden gesoldeerd. De meest voorkomende zijn het tankje, en de besturing. Solderen is een secuur werkje. De te solderen delen moeten goed passen om een stevige verbinding te krijgen. Verder geldt hoe groter het contactoppervlak is, hoe sterker de verbinding wordt. Pas bijvoorbeeld een kleine overslag toe, of omwikkelde delen met dun koperdraad. Maak de onderdelen vooraf goed vetvrij door het licht op te schuren. Gebruik bij het solderen een beetje soldeervet om het soldeer goed te laten vloeien. Pas op bij het solderen van staal (b.v. stuurlijnen en stootstangen) dat je het materiaal niet oververhit. Het wordt hiervan bros. Maak de soldeerverbinding achteraf goed schoon met water en zeep om roesten, als gevolg van het gebruik van soldeervet, te voorkomen. Vijl tot slot het overtollige soldeer weg.
- Schuim snijden lijkt erg gemakkelijk, maar vergt toch de nodige handigheid. Voordat je het gewenste profiel uit een blok piep schuim kunt snijden moet je eerst twee mallen maken. Een mal van het tip- en van het wortelprofiel. Deze mallen bevestig je met wat lijm of enkele spelden aan weerszijde van het blok piepschuim. Het snijden gebeurd met een hete dunne metalen draad. De draad wordt verhit door er een stroom (12 volt, 1 à 2 ampère) doorheen te laten lopen. Je kan hiervoor een autoaccu of een acculader gebruiken. Span de draad zo in dat deze strak blijft staan ook als deze warm wordt. Gebruik hiervoor een boog. Het uiteindelijke snijden is niets anders dan gelijkmatig met de snijdraad de vorm van beide mallen volgen. Ook hier geldt, eerst oefenen. De vleugel van schuim kan, met behulp van witte houtlijm, beplakt worden met 1 mm dik balsahout. Een andere mogelijkheid is de vleugel met folie te bespannen. De vleugel zal in de meeste gevallen met een hardhouten ligger moeten worden versterkt. Piepschuim kan het beste met Bison constructielijm (bruislijm) worden gelijmd. Er zijn verschillende soorten piepschuim (b.v. wit met grove of met fijne korrel, blauw) allemaal met verschillende snij eigenschappen en sterkten.
- Bespannen is, als je de techniek beheerst, een leuk werkje. Beheers je de techniek niet, dan is het al snel een nachtmerrie. Gebruik uitsluitend krimpfolie met lijmlaag (solar-film, ORA-cover, polytex). Het verschil tussen deze materialen is de temperatuur waarbij het krimpt, de mate waarin het krimpt, danwel plooit, de sterkte en de structuur. Voor je een nieuw type folie gebruikt op een vliegtuig, experimenteer er dan eerst mee op een proefstuk. Begin met het folie op maat te knippen waarbij een overslag van circa 5 cm moet worden aangehouden. Bespan slechts één kant tegelijk. Zet als eerste de randen vast door het folie met de solarbout op de ondergrond vast te drukken. Eerst alleen op een paar punten, zodat de zaak niet meer kan verschuiven, daarna de gehele omtrek. Verwarm de grote vlakken folie nu voorzichtig door er met de bout vlak boven, of er voorzichtig overheen te bewegen. Pas hierbij op voor het ontstaan van al te scherpe plooien. Knip bij het afwerken het overtollige materiaal weg. Zorg dat er een overslag van 1 cm overblijft die je op de andere kant van de vleugel vast kunt zetten. Wacht met het uiteindelijke opspannen tot beide kanten bespannen zijn, omdat de vleugel anders krom zal trekken. Het schilderen van gladde folie is niet mogelijk. Een alternatief hiervoor is het aanbrengen van strepen e.d. bestaande uit een andere kleur van hetzelfde materiaal.
- Staaldraad (music-wire of piano draad) wordt in verschillende dikten toegepast in het besturingssysteem en het onderstel. Tot 1 mm levert de verwerking doorgaans weinig problemen op. Het materiaal kan gewoon met een tang worden geknipt en gebogen. Wordt het draad dikker, dan kan het niet meer gewoon door worden geknipt. De beste methode is dan met een vijl een groef rondom te maken en dan te breken. Buigen gaat het beste met een bankschroef met daarin twee dikke spijkers geklemd.
- Voor de bouwinstructeur de meest verschrikkelijke fase van het maken van een model is die van het spanlakken en het schilderen. Het spanlakken valt nog wel mee, dat stinkt alleen maar verschrikkelijk. Laat dit buiten doen of als dat echt niet kan in een aparte, goed geventileerde ruimte. Doe je dit niet dan heeft iedereen na een half uur hoofdpijn. Voordat je met spanlakken laat beginnen controleer of er thinner in huis is om de kwast mee schoon te kunnen maken. Tussen de verschillende lagen spanlak moet het model licht worden opgeschuurd. Voor het aflakken geldt net als bij het spanlakken dat je eerst moet controleren of er terpentine en groene zeep aanwezig zijn om de kwasten schoon te kunnen laten maken. De verf moet in dunne lagen worden aangebracht om zakkers te voorkomen. Het kan het schilderen erg vereenvoudigen als het in verschillende delen (verschillende kleuren) gebeurt. Dit geeft je namelijk de mogelijkheid het model nog vast te houden. Voor het aanbrengen van strepen e.d. kan het beste gewoon plakband worden gebruikt om de vormen af te plakken. De ondergrond moet wel goed droog zijn en het plakband moet bij voorkeur niet loodrecht aan het oppervlak worden losgetrokken.

Het vliegen


Voor we nader in gaan op het vliegterrein, het leren vliegen en de veiligheid wil ik even stilstaan bij de materialen die minimaal benodigd zijn voor een vlot verlopende vliegbijeenkomst.

De materialen

De motor, de groep moet voor algemeen gebruik een aantal motoren beschikbaar hebben. De 1.5 cc motor is goed geschikt voor toepassing op kleine trainers. In verband met het eenvoudig starten beveel ik gloeiplug motoren aan. Bij de aanschaf van een motor moet gevraagd worden naar de uitvoering met venturie carburateur in plaats van de RC-uitvoering met gasregeling. Dit mechanisme is onnodig kwetsbaar. Een onderdeel dat eigenlijk bij elke motor hoort is de uitlaat. De belangrijkste reden om een uitlaat te gebruiken is het beperken van lawaai. De geluidsproductie van modelvliegtuigen is de laatste jaren een gevoelig onderwerp voor de verschillende overheden.

  1. gloeiplug
  2. cilinderkop
  3. cilinder
  4. zuiger
  5. krukas
  6. sproeier
  7. carter
  8. drijfstang
  9. propellermoer
  10. carterdeksel
  11. venturie carburateur

Gloeipluggen, nummer 1 voor 1.5 cc motoren, nummer 2 voor 2.5 cc/ 3.5 cc motoren.

Propellers, de volgende maten worden voor de volgende motoren gebruikt:

Cilinderinhoud Maat Toepassing
1.5 cc / .09 cu. in. 7 × 6 snelheid, combat
  7 × 4  
  7 × 5  
  8 × 4 kunstvlucht, trainen
2.5 cc / .15 cu. in. 8 × 6 snelheid, combat
  7 × 6  
  8 × 4  
  9 × 4 kunstvlucht, trainen
3.5 cc / .21 cu. in. 9 × 6 snelheid, combat
  8 × 6  
  9 × 4  
  10 × 4 kunstvlucht, trainen

Om het aantal gebroken propellers zo klein mogelijk te houden is het verstandig de zachte plastic propellers te kiezen (eventueel zacht koken in water). Als een propeller wordt beschadigd of ingekort, dan moet deze opnieuw worden gebalanceerd. Dit is nodig om te voorkomen dat de motor onnodig hard slijt als gevold van trillingen. Neem bij een beschadigde propeller het zekere voor het onzekere en gooi deze weg als je twijfelt aan de sterkte.

Brandstof, deze kan je het beste kant en klaar kopen. Voor onze toepassing is een nitro percentage van 5 - 10 % voldoende. De nitro zorgt er voor dat de motor gemakkelijk start en net iets betere prestaties levert. De gloeiplugbrandstof bestaat uit:
   15 - 20 % olie (wonder of synthetisch)
   80 - 85 % methanol
     5 - 10 % nitromethaan

Knijpfles voor het tanken van de vliegtuigen

Lijnen, bij voorkeur dun, en soepel.

Lijnen voor onze toepassing zijn circa 0,3 mm dik en bestaan uit meerdere aderen staaldraad. Voor de bevestiging aan het vliegtuig en aan het handvat kan je het beste viswartels gebruiken. Je moet er wel op letten dat deze wartels kunnen slijten zonder dat je dit ziet. Vervang ze daarom ieder jaar. De lijnen moeten op een deugdelijke klos worden opgerold. Lijnen mogen uit veiligheidsoverwegingen na een breuk of bij een beschadiging niet worden gesoldeerd. Het grootste gevaar voor de door ons gebruikte meeraderige stalen lijnen is, dat er een lus in komt en dat deze aangetrokken wordt. Dit maakt een knik in de lijn. Op deze plaats zal de lijn vroeger of later zeker breken. Wees dus zuinig op de lijnen.
Gangbare lengtes voor vlieglijnen zijn:
   1,5 cc: 11,5 - 13,5 meter
   2,5 cc: 13,5 - 16,0 meter
   3,5 cc: 15,0 - 17,0 meter
Handvat, bij voorkeur verstelbaar om eventuele afwijkingen van model of lijnen te kunnen compenseren. Uit veiligheidsoverwegingen is het sterk aan te bevelen een polsband te gebruiken. Dit voorkomt dat het vliegtuig buiten de cirkel terecht komt als het handvat per ongeluk wordt los gelaten. Voorts is een duidelijk zichtbaar en/of voelbaar verschil tussen UP en DOWN gewenst.

Startmotor, om tijdens een vliegbijeenkomst zo min mogelijk tijd te verspillen aan het starten van motoren is het gebruik van een elektrische startmotor onontbeerlijk (zeker bij de kleinere motoren).

Accu's, voor de startmotor is een 12 volt oplaadbare droge accu (circa 6 A/h) nodig en voor de gloeiplug wordt een 2 volt accu (circa 5 A/h) gebruikt. Een goed laadapparaat is onontbeerlijk om de accu's in goede conditie te houden en om er voor te zorgen dat ze op het moment dat je ze nodig hebt vol zijn. Voor de verbinding met de gloeiplug wordt een speciaal soort knijper gebruikt.

Schoonmaakspullen, om de vliegtuigen na het vliegen te ontvetten. Hiervoor kan het beste gewoon water met wat afwasmiddel worden gebruikt. Het opbrengen gaat erg handig met een plantensproeier. Verder zijn een sponsje en een lap benodigd. Goed ontvetten en schoonmaken is het behoud van de vliegtuigen.

Gereedschap, naast de hierboven genoemde materialen horen de volgende gereedschappen en materialen minimaal in de vliegkist thuis:

kleine dopsleuteldoos siliconenslang
schroevendraaier elastiekjes
punttang plakband
reserve boutjes en moertjes stukje lood
trechter lijm

Het vliegterrein
Bij de keuze van een geschikt vliegterrein voor LB-vliegen moet op de volgende punten worden gelet.

De ligging van het terrein ten opzichte van huizen en andere bebouwing is van het aller grootste belang. Het snerpende geluid van de modelmotor is tot op een behoorlijke afstand te horen. Dit geluid is voor mensen die niet bij de activiteit betrokken zijn bijzonder storend. Voorkom dat mensen gaan klagen. Met name als je met een zekere regelmaat van dit terrein gebruik wilt maken. Gebruik zeker een uitlaat en let op de tijden waarop je vliegt. Volgens de wet is het niet toegestaan binnen de bebouwde kom en niet binnen een afstand van 300 meter van huizen te vliegen. Voorts heb je toestemming van de eigenaar van het terrein nodig. Voor een permanente vlieglocatie heb je zelfs een vergunning van de gemeente nodig en moet de modelvliegactiviteit binnen het bestemmingsplan vallen. Veel gemeenten stellen voorwaarden aan de hoeveelheid geluid die je mag produceren. De K.N.V.v.L. kan je adviseren en helpen bij het verkrijgen van de benodigde vergunningen. Verder is modelvliegen niet toegestaan binnen een straal van drie kilometer van een vliegveld tenzij je toestemming van de lokale verkeersleiding hebt. Kortom je moet ervoor zorgen dat je niemand hindert.


De ondergrond van het vliegveld kan gras, beton en asfalt zijn. Zeker bij het vliegen met beginners is gras aan te bevelen uit het oogpunt van het zo beperkt mogelijk houden van de schade bij een niet bedoelde landing. Andere ondergronden zijn vaak ongunstig als gevolg van factoren als zand, stof en obstakels.

Ten aanzien van de veiligheid moet goed op de volgende punten worden gelet:

- Is het terrein vrij van obstakels waar de lijnen achter kunnen blijven hangen (b.v. hoog gras). Het risico hierbij is dat het vliegtuig naar het midden van de cirkel komt en de vlieger raakt.
- Als het vliegterrein vrij toegankelijk is, let dan extra op toeschouwers. Meestal zal men niet vermoeden wat er gaat gebeuren en daardoor niet beseffen waar het risico in schuilt. Men verwacht zeker niet dat het vliegtuig met hoge snelheid dicht bij de grond rondjes blijft vliegen. Kleine kinderen en honden zijn wat veiligheid betreft het meest onvoorspelbaar. Het beste is de vliegcirkel afzetten met een twee meter hoog hek. Een redelijk alternatief kan het afzetten met bijvoorbeeld wegenbouwerslint zijn. Niets doen is vragen om moeilijkheden.
- Heb je voldoende ruimte, de volgende afmetingen minimaal vereist:
    lijnlengte minimale terrein afmetingen
  11.5 - 13.5 meter 40 x 40 meter
  13.5 - 16.0 meter 50 x 50 meter
  15.0 - 17.0 meter 60 x 60 meter
- Zorg ervoor dat het midden van de vliegcirkel duidelijk is gemarkeerd zodat weglopen in de richting van toeschouwers is uitgesloten.
- Denk erom dat je altijd een leider/instructeur buiten de vliegcirkel hebt die de omgeving in de gaten houdt en zonodig handelend kan optreden.
- Bij de keuze van het vliegterrein moet ook op de gevolgen van de wind gelet worden. Gebouwen en een bosrand kunnen verraderlijke wervelingen opleveren.
- Ga nooit vliegen in de omgeving van hoogspanningsmasten.
- Als er andere modelvliegers van het zelfde terrein gebruik maken spreek dan goed af wie waar vliegt.

Het leren vliegen


Zeker bij onze doelgroep is het van belang dat het leren vliegen doelgericht en zonder al teveel brokken plaats vindt. Met name het voorkomen van schade aan vliegtuigen is van belang. Veel kinderen slaan dicht na een crash waarvan ze denken dat het hun schuld is en durven niet meer te vliegen. Bij een goede lesmethode kan dit worden voorkomen.

Tot het moment dat de luchtscout of astronaut zelfstandig kan vliegen (het behalen van de "Gouden Wing") is het zeker aan te raden om te vliegen volgens de methode met de gestrekte arm en de bevroren pols. Het sturen gebeurt dan door de arm vanuit de schouder omhoog te bewegen om het vliegtuig te laten stijgen en de arm vanuit de schouder omlaag te bewegen om het vliegtuig te laten dalen.


Tijdens het leren vliegen zullen de volgende stappen doorlopen worden:

- Het aanleren van de juiste basishouding. Hieronder verstaan we: arm recht voor de schouder, elleboog gestrekt, geen polsbewegingen, handvat ontspannen in de hand en een rechte rug. Dit moet voor de vlucht worden doorgenomen en geoefend. Verder verdient ook het benen- en voetenwerk de aandacht. Er moet op worden gewezen dat het "pootje over" van het schaatsen niet goed is, omdat je dan niet stabiel staat en onnodig snel duizelig wordt. Een betere techniek is het maken van zogenaam de "Charly Chaplin" passen waarbij de linkervoet met de hiel op de grond naar links wordt gedraaid en de rechtervoet telkens weer naast de linker wordt geplaatst.
- Tijdens de eerste drie vluchten moet men wennen aan het rondjes draaien. Geef als instructeur niet te snel toe als de leerling zegt duizelig te worden. Wel moet de leerling in de kraag vast worden gehouden om omvallen te voorkomen en om hem op zijn plaats te houden. Begin met zelf het vliegtuig in de lucht te brengen. Laat dan de leerling eerst alleen het vliegtuig volgen. Let dan op het voetenwerk en laat de leerling even wennen aan de draaisnelheid. Neem dan het handvat zelf aan de buitenkant vast tussen duim en wijsvinger zodat de leerling het handvat op de normale manier vast kan houden. De instructeur staat dan rechts naast de leerling en loopt rondjes om de leerling heen.
- Bij de landing, als de motor is afgeslagen, moet de leerling erop worden gewezen dat het vliegtuig niet teveel UP wordt gestuurd zodat het gaat klimmen. Zorg er voor dat de snelheid zoveel mogelijk wordt vastgehouden.
- Als voorbereiding op het opstijgen moeten het dalen en stijgen worden geoefend. Laat de leerling het vliegtuig in één ronde klimmen van 2 meter tot 7 meter en daarna weer dalen tot 2 meter. Let er op dat de leerling bij het dalen niet toegeeft aan de groter wordende trekkracht aan de DOWN-lijn en het handvat in zijn hand laat verdraaien. De techniek bij het stijgen en dalen is goed als de lijnen in het verlengde van de arm blijven.
- De moeilijkste fase van het leren vliegen is het opstijgen. Afhankelijk van het soort vliegtuig en van de ondergrond wordt het vliegtuig opgegooid of stijgt het op met behulp van zijn landingsgestel. In beide gevallen moet erop worden gelet dat het hoogteroer voor de start in de goede stand wordt gezet. Dit gebeurt door de pols te bewegen. Nadat het hoogteroer net iets boven de neutraalstand is gezet (3 à 4 graden) mag de pols niet meer worden bewogen. Als het vliegtuig is losgelaten/opgegooid, mag allen nog maar met de gestrekte arm en de bevroren pols worden gestuurd.

Het enige dat nodig is om het vliegtuig in de lucht te brengen is het met gestrekte arm tot net boven de horizon te leiden. Hierna moet de omhoog gaande beweging van de arm worden gestopt om het vliegtuig in een vlakke horizontale baan te brengen. Als je dit oefent, houdt dan de eerste keren ook zelf het handvat vast om snel te kunnen ingrijpen.

Het is aan te bevelen tijdens het vliegen de verschillende werkzaamheden, zoals het tanken, starten, opgooien en het lijnen oprollen, zoveel mogelijk te laten rouleren onder de verschillende aanwezige jeugdleden. Iedereen blijft op deze manier bezig, ook als een ander aan het vliegen is.

Veiligheid


Uit het oogpunt van de veiligheid tijdens het vliegen raad ik iedereen aan vaste procedures te volgen. Als iedereen weet wat er moet gaan gebeuren dan is de kans op een misverstand en een vergissing het kleinst. Tevens is als gevolg van het motorlawaai mondelinge communicatie onmogelijk. De volgende procedures zijn aan te bevelen.
Voor het starten van de motor:
- Het vliegtuig visueel inspecteren op beschadigingen.
- De lijnen controleren op slagen, lussen en beschadigingen.
- Bevestiging van de lijnen aan vliegtuig en handvat (alle wartels goed gesloten).
Het starten van de motor.
- Iedereen die bij het starten helpt heeft zijn das af of onder zijn trui of jas.
- De draad naar de gloeiplug gaat achter de vleugel langs.
- Tijdens het starten worden de lijnen ontspannen gehouden.
- Een persoon houdt het vliegtuig bij de vleugel en de romp vast, een ander start de motor.
- Na het starten van de motor geeft de persoon die de motor heeft gestart de vasthouder de gelegenheid het vliegtuig over te pakken.
- De persoon die de motor heeft gestart stelt deze ook af en verwijdert de gloeiplugknijper.
- Als de motor loopt staat er niemand in het vlak van de propeller. Deze zou eens kunnen afbreken.
- De persoon die de motor afstelt geeft door middel van handgebaren aan in welke stand het vliegtuig moet worden gehouden.
Het opstijgen
- De vlieger controleert of de besturing goed werkt. Gekeken wordt of UP ook UP is, of neutraal op de juiste plaats zit en of de besturing niet te zwaar loopt. Eventueel worden de slagen uit de lijnen gehaald.
- De vlieger stelt de juiste hoogteroer stand in.
- De vlieger kijkt of de cirkel vrij is en of er opgestegen kan worden.
- De vlieger geeft een handgebaar om aan te geven dat het vliegtuig kan worden opgegooid/losgelaten.
Tijdens het vliegen
- Er mag niemand de cirkel betreden tenzij dit van te voren is afgesproken. Er moet dan wel een instructeur buiten de cirkel aanwezig zijn die, door middel van handgebaren met de vlieger, het moment bepaalt waarop dit kan.
- Er wordt niet geschreeuwd of geroepen naar de vlieger.
- De vlieger laat tijden het vliegen het handvat NOOIT los. Het gebruik van een polsband is zeker aan te bevelen. Hiermee wordt de DOWN-lijn aan de pols van de vlieger verbonden.
- Tijdens het vliegen is er altijd één persoon buiten de cirkel verantwoordelijk voor de veiligheid.

Het hanteren van procedures is een actieve vorm van veiligheidsbevordering. Minder actief, maar zeker zo belangrijk is te weten waar een risico of gevaar in schuilt. Een aantal voorbeelden hiervan wordt hieronder opgesomd. Denk er wel om dat dit overzicht verre van compleet is en van groep tot groep en van locatie tot locatie en van dag tot dag kan verschillen.

- Onweer is een groot gevaar voor de vlieger. De stalen lijnen vormen een prima bliksemafleider. Neem het zekere voor het onzekere en stop al met vliegen als er onweer op komst is. De lucht is namelijk al elektrisch geladen voordat er bliksem te zien is.
- Wind en turbulentie kunnen ervoor zorgen dat het model niet meer controleerbaar is.
- Obstakels binnen de vliegcirkel kunnen het middelpunt van de cirkel zo verleggen dat het model de vlieger kan raken.
- Obstakels buiten de vliegcirkel die zeker met name genoemd moeten worden zijn hoogspanningskabels. Blijf hier ver bij vandaan.
- Toeschouwers vormen altijd een bedreiging voor de veiligheid omdat je niet weet wat ze zullen gaan doen. Het is altijd maar de vraag of ze begrijpen wat je aan het doen bent. Het afbakenen van de vliegcirkel is het minste wat je kan doen. Honden en kleine kinderen zullen zich hiervan vaak niets aantrekken. Voortdurend goed opletten door iemand buiten de vliegcirkel is een vereiste. Een veilige afstand voor toeschouwers is minimaal 10 meter vanaf de rand van de cirkel.
- Het vliegtuig, de lijnen en de propeller moeten in goede conditie verkeren. Op het vliegtuig, en alles wat er op of aan zit (de motor), werkt de middelpuntvliedendekracht die deze delen in de richting van het publiek wil slingeren. Als controle op de sterkte van het vliegtuig en de lijnen is het verstandig een trekproef houden. Een gangbare belasting hierbij is 10 keer het vliegtuiggewicht.

De Gouden Wing
In de "grote" luchtvaart is de wing het symbool dat de vlieger op zijn uniform draagt nadat hij/zij de elementaire vliegeropleiding met goed gevolg heeft voltooid. Binnen scouting heeft de Gouden Wing een zelfde functie. Aan dit vaardigheidsinsigne kan je zien dat de drager ervan zelfstandig op een verantwoorde wijze met een modelvliegtuig kan vliegen. De Gouden Wing kan zowel door (lucht)scouts als door astronauten/rowans worden behaald. Er bestaat momenteel een Gouden Wing voor de volgende categorieën vliegtuigen:
- vrijevlucht zweefmodellen
- lijnbestuurde motormodellen

De beoordeling vindt plaats door een beoordelaar/instructeur die door de commissie luchtverkenners is erkend. Er wordt landelijk een register bijgehouden van de toegekende Gouden Wings.

De eisen voor het behalen van de Gouden Wing in de categorie lijnbestuurde motormodellen zijn:

- Drie keer minimaal zes ronden vliegen.
- Drie keer een start maken vanaf de grond of uit de hand.
- Drie keer een vlucht afronden met een goede landing.
- Drie keer meehelpen met de verschillende bijkomende activiteiten zoals tanken, starten, opgooien, lijnen op- en afrollen en het vliegtuig schoonmaken.
- Voldoende kennis en inzicht bezitten omtrent de veiligheidsaspecten die bij het lijnbestuurd modelvliegen van belang zijn.

Het Luchtwaardigheidsbewijs
Voordat een nieuw gebouwd model voor het eerst gaat vliegen moet het door een beoordelaar/instructeur worden bekeken. Er wordt dan gelet op de volgende zaken:

- is het model constructief goed en degelijk gebouwd
- zitten de motor, het tankje en besturing goed vast
- is het model goed afgewerkt (geschilderd, gespanlakt, bespannen)
- is de besturing sterk genoeg (trekproef)
- is het model goed uitgebalanceerd
Wanneer het model aan deze eisen voldoet kan er een luchtwaardigheidsbewijs voor worden afgegeven. Dit bewijs is model gebonden en vervalt als het model zwaar beschadigd is. De luchtwaardigheidsbewijzen worden net als de Gouden Wings landelijk geregistreerd.

Beoordelaar/instructeur


Om door de commissie luchtverkenners als beoordelaar/instructeur te worden erkend moet de kandidaat aan de volgende eisen voldoen:

Algemeen
- De beoordelaar/instructeur is minimaal 17 jaar.
- Hij/zij maakt bij voorkeur deel uit van de (eskader)leiding en heeft als zodanig de basiscursus gevolgd.
- Als er binnen de groep geen instructeur/beoordelaar voor handen is, dan kan ook (tijdelijk) een instructeur/beoordelaar van buiten scouting (b.v. de lokale modelvliegclub) worden aangetrokken.
- Hij/zij is zelf een actief LB-vlieger.
De theorie
- De beoordelaar/instructeur kan uitleg geven over de theorie van het vliegen. De aspecten hierbij van belang zijn: lift, vleugelprofiel, overtrekken, stabiliteit, zwaartepunt, besturing, turbulentie. Tevens is hij/zij in staat de relatie te leggen tussen de theorie en het modelvliegtuig.
- Hij/zij kan instructie geven over de werking van (model)motoren. Er moet hierbij aan de volgende punten gedacht worden: cilinder, zuiger, krukas, sproeier/carburateur, gloeiplug/bougie, tweetakt, viertakt, compressie, brandstof en propellers.
- Hij/zij weet te vertellen wat de voor het modelvliegen belangrijke weersverschijnselen zijn, en kan deze toelichten. De belangrijkste zijn: wind, turbulentie, onweer.
Het bouwen
- De beoordelaar/instructeur is minimaal in het bezit van een door hem zelf gebouwd LB-model met een geldig luchtwaardigheidsbewijs.
- Hij/zij moet weten aan welke eisen een trainingsvliegtuig voor luchtscouts moet beantwoorden. Hierbij moet ondermeer worden gedacht aan moeilijkheid van de constructie, vliegeigenschappen, sterkte en de kosten. Tevens moet de beoordelaar/instructeur voldoende kennis bezitten over de verschillende soorten modellen om een luchtscout goed te kunnen adviseren bij de keuze van een model voor gevorderden.
- Hij/zij kan uitleg geven over het juiste en veilige gebruik van de bij het bouwen van modellen gebruikte gereedschappen. Hierbij moet worden gedacht aan: het Stanley-mes, de liniaal, de schuifmaat, de figuurzaag, de David-schaaf, de vijl, het schuurblok, de handboor, de bouwspelden, de kniptang, de platbektang, de schroevendraaier, de kwast, het soldeerapparaat en de lijmklem.
- Hij/zij is in staat aan te geven hoe en wanneer de verschillende materialen moeten worden gebruikt. De belangrijkste zijn: balsahout, dun multiplex, hardhout, sneldrogende lijm, tweecomponentenlijm, houtlijm, spanlak, verf, bespanningsfolie, piepschuim; staaldraad, blik, messingplaat, soldeer, soldeervet, lood, boutjes en moertjes. Indien van toepassing kent hij/zij de milieu aspecten van de verschillende materialen (b.v. verf en spanlak).
- Hij/zij weet uitleg te geven over bouwtekeningen en kan toelichting geven bij de meest gebruikte constructies. Hierbij moet worden gedacht aan; de tank, het besturingssysteem, liggers, spanten, ribben en verstijvers.
- De beoordelaar/instructeur moet instructie en ondersteuning kunnen geven tijdens een bouwmiddag van een eskader.
- Hij/zij kan een modelvliegtuig beoordelen voor het luchtwaardigheidsbewijs.
Het vliegen
- De beoordelaar/instructeur moet leiding weten te geven tijdens het modelvliegen met een eskader. Hier zijn met name de gedragsregels op het vliegterrein van belang. Hierbij moet worden gedacht aan: het op veilige afstand houden van de toeschouwers, duidelijke afspraken over de startprocedure, indeling van het veld zodat niet iedereen tussen de modellen door loopt en over de lijnen loopt, verdeling taken en verantwoordelijkheden.
- Hij/zij kan luchtscouts het zelfstandig vliegen met modelvliegtuigen bijbrengen en weet de vliegvaardigheid te beoordelen (Gouden Wing).
- Hij/zij weet hoe de verschillende brevetinsignes (prestatieinsignes) moeten worden beoordeeld. Er moet hierbij worden gedacht aan: tijd opnemen, snelheid uitrekenen en kunstvluchtfiguren kennen.
- Hij/zij heeft zelf de Gouden Wing en bezit de vliegvaardigheid vereist voor een van de brevetinsignes (snelheid, kunstvlucht, duurvlucht).
- Hij/zij is in staat aan te geven hoe de verschillende bij het vliegen toegepaste materialen moeten worden gebruikt en onderhouden. De belangrijkste zijn: de lijnen, het handvat, de accu, de startmotor, de modelmotor en weet de juiste brandstof, gloeiplug en propeller te kiezen.
- Hij/zij is op de hoogte van de wettelijke bepalingen ten aan zien van het modelvliegen. De voornaamste punten zijn: waar mag je vliegen, van wie heb je toestemming nodig, welke modelvliegtuigen vallen onder de wet, hoeveel geluid mag je maken.
- Hij/zij weet waarop te letten bij de keuze van een modelvliegterrein. Zaken die hierbij een rol spelen zijn: obstakels, objecten in de omgeving (b.v. vliegveld, hoogspanningsmast, autoweg), geluidshinder, veiligheid met betrekking tot toeschouwers, turbulentie, toestemming voor gebruik.
Veiligheid
- De beoordelaar/instructeur bezit voldoende inzicht in de verschillende veiligheidsaspecten bij het modelvliegen om op een verantwoorde wijze met een eskader modelbouw/-vliegactiviteiten te ontplooien. In de hierboven beschreven eisen zijn de meeste zaken die betrekking hebben op de veiligheid al aan de orde geweest. Kort samengevat zijn dit: de keuze van het vliegterrein, het weer, de deugdelijkheid van de gebruikte materialen (inclusief het vliegtuig zelf), de gedragsregels op het vliegterrein en niet te vergeten de persoonlijke veiligheid tijdens het bouwen (correct gebruik van het gereedschap').

Vervolg activiteiten


Nadat de eerste stappen gezet zijn zal je merken dat er snel de behoefte ontstaat om meer met het vliegtuig te gaan doen dan alleen maar rondjes vliegen. Het is zelfs aan te bevelen om direct na het behalen van de Gouden Wing met vervolg-activiteiten te beginnen. Op dit moment leer je nog gemakkelijk nieuwe dingen bij. Probeer je na enige tijd met vervolg-activiteiten te starten dan zal je merken dat bij de meeste leden de interesse voor het LB-vliegen is weggezakt. Met andere woorden na het aanleren van de basistechniek moet je hiermee direct leuke dingen gaan doen. Enkele suggesties hiervoor zijn:

- Het maken van een doellanding in een met lint afgebakend gebied.
- "Limbo" vliegen. Onder een latje balsahout door vliegen. Dit kan je uitbreiden met meerdere latjes op verschillende hoogten.
- Ballonnen rammen. Hiervoor plaats je één of meerdere ballonnen op een balsa stokje op de rand van de cirkel.
- Team-race waarbij in een zo kort mogelijke tijd een bepaalde afstand moet worden afgelegd. Dit kan met één of meer vliegtuigen tegelijk in de vliegcirkel. De vlieger heeft hierbij een vaste ploegmaat buiten de cirkel die het vliegtuig tankt, start en opgooit.
- Snelheidsrace waarbij de snelheid van de verschillende deelnemers wordt gemeten door het opnemen van de vliegtijd over een aantal ronden.
- Een eenvoudige combatwedstrijd. Hierbij wordt aan twee vliegtuigen een staart van crêpepapier (3 meter) vast gemaakt. De twee vliegtuigen vliegen tegelijkertijd in dezelfde cirkel en proberen stukken van eikaars staart af te vliegen.
- Eenvoudige kunstvlucht figuren. Voor beginners zijn de looping achterover, de wing-over en de liggende acht zeker haalbaar, mits er een geschikte trainer wordt gebruikt.



"luie" acht


rugvlucht

De activiteiten die hier voor zijn genoemd kunnen uiteindelijk uitgroeien tot een specialisatie in één van de wedstrijdklassen die men bij het lijnbestuurd modelvliegen kent. Deze klassen zijn:

- snelheid (F2A)
- kunstvlucht (F2B)
- team-race (F2C)
- combat (F2D)
- schaal (F4B)
   
In elk van deze klassen worden nationale en internationale wedstrijden georganiseerd.  
 

Literatuurlijst


Modelvliegtuigbouw
Jan-Olov Molin en Carl-Göran Sunstedt
Thieme & Cie, Zutphen
ISBN 90-03-97160-9
Een goede handleiding voor beginners op het gebied van het LB-vliegen en het VV-zweven.

Het bouwen van modelvliegtuigen
Helmut Drexler
Kluwer
ISBN 90-201-10411-1
Een uitvoerige beschrijving van de verschillende constructie vormen.

Modelvliegtuigen van balsahout
E. Lamprecht
Thieme
ISBN 90-03-98225-2
Eenvoudige werpmodellen voor beginners.

Building and flying control-line model airplanes
Walter A. Musciano
Robert Hale & Co, London
ISBN 0-7091-5319-8
Algemene beschrijving van alle takken van het LB-vliegen

Adressen


Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart  
Afdeling Modelvliegsport
Jozef Israëlsplein 8
2596 AS Den Haag
tel. 070 - 3143600
 
Scouting Nederland
(Commissie Luchtverkenners)
Postbus 210
3830 AE Leusden
tel. 033 - 4960911

Snelheidsformule


Om de snelheid te kunnen berekenen moet over een geheel aantal ronden de vliegtijd worden opgenomen. Hierbij moet op constante hoogte (1.5 meter) worden gevlogen.

V = 2 × 3,14 × lijnlengte × aantal .. ronden × 3,6 [km/u]
tijd

De lijnlengte is in meters en de tijd in seconden. Deze meting wordt nauwkeuriger naar mate er over meer ronden wordt getimed.
lijnlengte aantal ronden lijnlengte aantal ronden lijnlengte aantal ronden lijnlengte aantal ronden
10 m 10 12,5 m 10 15 m 10 17,5 10
tijd snelheid tijd snelheid tijd snelheid tijd snelheid
[sec] [km/u] [sec] [km/u] [sec] [km/u] [sec] [km/u]
16 141,3 18 157,0 20 169,6 22 179,8
18 125,6 20 141,3 22 154,1 24 164,9
20 113,0 22 128,5 24 141,3 26 152,2
22 102,8 24 117,8 26 130,4 28 141,3
24 94,2 26 108,7 28 121,1 30 131,9
26 87,0 28 100,9 30 113,0 32 123,6
28 80,7 30 94,2 32 106,0 34 116,4
30 75,4 32 88,3 34 99,7 36 109,9
32 70,7 34 83,1 36 94,2 38 104,1
34 66,5 36 78,5 38 89,2 40 98,9
36 62,8 38 74,4 40 84,8 42 94,2
38 59,5 40 70,7 42 80,7 44 89,9
40 56,5 42 67,3 44 77,1 46 86,0
42 53,8 44 64,2 46 73,7 48 82,4
44 51,4 46 61,4 48 70,7 50 79,1
46 49,1 48 58,9 50 67,8 52 76,1
48 47,1 50 56,5 52 65,2 54 73,3
50 45,2 52 54,3 54 62,8 56 70,7
52 43,5 54 52,3 56 60,6 58 68,2
54 41,9 56 50,5 58 58,5 60 65,9